Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een methode waarmee sporendragers sneller en vollediger kunnen worden onderzocht. Door innovatieve imaging- en scantechnieken te verkennen, wil het project inzicht krijgen in hun mogelijkheden, beperkingen en toepassingen. Deze kennis wordt gebruikt om een geïntegreerd ‘multi-scan device’ te ontwerpen. Dit apparaat moet forensisch onderzoek efficiënter en nauwkeuriger maken, zowel op de plaats delict als in laboratoria. Daarnaast richt het project zich op kennisdeling en versterking van de samenwerking tussen politie, het NFI en andere partners, met als einddoel een verbetering van het forensisch opsporingsproces.
Tijdens onderzoek op een plaats delict (PD) verzamelen forensisch rechercheurs bewijsmateriaal, ook wel sporendragers of ‘stukken van overtuiging’ (SVO’s) genoemd. Het huidige proces richt zich vooral op zichtbare sporen. Nieuwe technieken tonen echter aan dat ook onzichtbare sporen waardevolle informatie kunnen bevatten. Deze technieken zijn nu alleen beschikbaar in laboratoria, waardoor relevante sporen op een PD soms over het hoofd worden gezien.
De wens vanuit de opsporingspraktijk is daarom groot: een methode die rechercheurs in staat stelt om snel en efficiënt ook onzichtbare sporen te detecteren, aansluitend bij de visie van ‘snellere en efficiëntere opsporing’ zoals verwoord in het programma Herijking Opsporing.
Bij een misdrijf worden vaak microscopisch kleine chemische (zoals drugs of explosieven) en biologische (zoals bloed of speeksel) sporen achtergelaten. Deze sporen kunnen cruciale informatie geven over het delict, de dader en de gebeurtenissen op het PD. Op dit moment onderzoekt de politie in een eerste fase slechts een deel van de sporendragers in hun eigen laboratoria, met beperkte technieken.
De selectie welke SVO’s naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) worden gestuurd, is gebaseerd op inschattingen. Vaak wordt slechts een klein aantal sporendragers geanalyseerd, omdat er beperkte capaciteit is. De resterende materialen worden nauwelijks onderzocht.
Bij het NFI worden de geselecteerde sporendragers slechts op vooraf bepaalde plekken bemonsterd. Dit gebeurt op basis van het dominante scenario op dat moment in het onderzoek. Deze werkwijze heeft nadelen:
• Niet alle sporen op een SVO worden ontdekt of veiliggesteld.
• Relevante sporen kunnen beschadigd raken of verloren gaan.
• Het proces is tijdrovend, omdat de stappen na elkaar worden uitgevoerd.
Een voorbeeld: na een roofoverval worden tientallen sporendragers veiliggesteld. Uiteindelijk worden er slechts enkele SVO’s doorgestuurd naar het NFI. Mogelijk belangrijke sporen op de overige materialen blijven onopgemerkt of ongebruikt.
Om deze tekortkomingen aan te pakken, hebben het NFI en de politie een gezamenlijke ambitie: de ontwikkeling van nieuwe technologieën die het sporenonderzoek verbeteren, versnellen en efficiënter maken.
Het onderzoek resulteert in een innovatieve aanpak voor sneller en vollediger sporenonderzoek door vijf geavanceerde imaging- en scantechnieken te verkennen. Dit leidt tot een conceptueel ontwerp van een geïntegreerd ‘multi-scan device’. Dit apparaat kan zowel mobiel (op een plaats delict) als in laboratoria worden ingezet en combineert technieken zoals XRF, UV-spectrometrie, hyperspectrale beeldvorming, forensische lichtbronnen en X-ray spectrometrie.
Het project biedt inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van deze technieken en hoe ze elkaar kunnen aanvullen. Nieuwe toepassingen worden ontwikkeld op basis van realistische scenario’s. De kennis wordt gedeeld met forensisch onderwijs, waardoor toekomstige professionals optimaal worden voorbereid.
De samenwerking tussen politie, NFI en andere partners wordt versterkt, wat zorgt voor bredere toepassing van deze technologieën en een efficiënter, nauwkeuriger opsporingsproces. Dit draagt bij aan betere misdaadopsporing en rechtshandhaving.
Het project richt zich op de ontwikkeling en validatie van technologieën voor het analyseren van biologische en chemische sporen, georganiseerd in verschillende werkpakketten. WP1 bepaalt de requirements, stelt protocollen op, en bereidt consistente samples voor, essentieel voor onderzoek in WP2 t/m WP6. Hier worden specifieke technieken (zoals XRF, Delta R, Hyperslit, forensische lichtbronnen en Echo-X) iteratief onderzocht, geëvalueerd, en vergeleken, met elk werkpakket geleid door gespecialiseerde teams. WP7 integreert de bruikbare technieken in een conceptueel multiscan-device, waarbij interferentie tussen technologieën wordt onderzocht en een eerste prototype wordt ontwikkeld. Het project verloopt in fasen van december 2021 tot november 2023, met nauwe samenwerking tussen partners om betrouwbare en reproduceerbare resultaten te garanderen.
Jaap Knotter
Laura Jansen
Daniël Sievers
Louise Lycklama à Nijeholt
Jos Thalen
Jim van Etten
Bezoekadres
M.H. Tromplaan 28
7513 AB Enschede
Postadres
Postbus 70000
7500 KB Enschede