Het doel van het project is verkennend onderzoek om het opsporingsproces efficiënter en effectiever te maken, door sporendragers sneller en vollediger te kunnen onderzoeken. Hierbij staan vijf verschillende potentiële technieken, die non-destructief zijn, centraal. Deze worden getest en geëvalueerd op de toepasbaarheid op een plaats delict of forensisch lab.
Door innovatieve imaging- en scantechnieken te verkennen, wil het project inzicht krijgen in hun mogelijkheden, beperkingen en toepassingen. Deze kennis wordt gebruikt om een geïntegreerd ‘multi-scan device’ te ontwerpen. Dit apparaat moet forensisch onderzoek efficiënter en nauwkeuriger maken, zowel op de plaats delict als in laboratoria.
Daarnaast richt het project zich op kennisdeling en versterking van de samenwerking tussen politie, het NFI en andere partners, met als einddoel een verbetering van het forensisch opsporingsproces.
Tijdens onderzoek op een plaats delict (PD) verzamelen forensisch rechercheurs bewijsmateriaal, ook wel sporendragers of ‘stukken van overtuiging’ (SVO’s) genoemd. Het huidige proces richt zich vooral op zichtbare sporen. Nieuwe technieken tonen echter aan dat ook onzichtbare sporen waardevolle informatie kunnen bevatten. Deze technieken zijn nu alleen beschikbaar in laboratoria, waardoor relevante sporen op een PD soms over het hoofd worden gezien. De wens vanuit de opsporingspraktijk is daarom groot: een methode die rechercheurs in staat stelt om snel en efficiënt ook onzichtbare sporen te detecteren. Dit sluit aan bij de visie van ‘snellere en efficiëntere opsporing’ zoals verwoord in het programma Herijking Opsporing.
Bij een misdrijf worden vaak microscopisch kleine chemische (zoals drugs of explosieven) of biologische (zoals bloed of speeksel) sporen achtergelaten. Deze sporen kunnen cruciale informatie geven over het delict, de dader en de gebeurtenissen op het PD.
Op dit moment onderzoekt de technische opsporing aangetroffen sporen grotendeels rechtstreeks op de PD en, indien aanwezig op hun eigen laboratoria. Hierbij beschikken ze over beperkte technieken. Op basis van het meest aannemelijke scenario (wat is er gebeurd) wordt een selectie gemaakt welke SVO’s naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestuurd worden voor nadere analyse.
Hierdoor wordt slechts een klein aantal sporen-(dragers) geanalyseerd, omdat er beperkte capaciteit is. De resterende materialen worden nauwelijks onderzocht, of op een veel later tijdstip als de eerste selectie aan sporen niet voldoende informatie heeft opgeleverd. Dat kost kostbare tijd. Bij het NFI worden de geselecteerde sporendragers alleen op vooraf bepaalde plekken, baserend op het dominante scenario, bemonsterd. Deze werkwijze heeft de volgende nadelen:
• Niet alle sporen op een SVO worden ontdekt of veiliggesteld.
• Relevante sporen kunnen beschadigd raken of verloren gaan.
• Het proces is tijdrovend, omdat de stappen na elkaar worden uitgevoerd.
Een voorbeeld: na een roofoverval worden tientallen sporendragers veiliggesteld. Uiteindelijk worden er slechts enkele SVO’s doorgestuurd naar het NFI. Mogelijk belangrijke sporen op de overige materialen blijven onopgemerkt of ongebruikt. Om deze tekortkomingen aan te pakken, hebben het NFI en de politie een gezamenlijke ambitie: de ontwikkeling van nieuwe technologieën die het sporenonderzoek verbeteren, versnellen en efficiënter maken. Door verschillende technieken in een apparaat te integreren, kan meer informatie over een sporendrager verzameld worden in een kortere tijd en kan het selectieproces voor de sporendragers verbeterd worden. Dit komt uiteindelijk het gehele opsporingsproces ten goede.
Het onderzoek resulteerde in nieuwe inzichten over de mogelijkheden en de beperkingen van de vijf verschillende technieken en welke van de technieken elkaar aanvullen.
Elke techniek berust op een ander principe en heeft daarmee eigen voor- en nadelen. Waar één techniek geschikt is voor biologische sporen, is een andere techniek juist beter in het detecteren van chemische sporen. Ook reageert elke techniek anders op het type ondergrond en de kleur van de ondergrond.
Door technieken slim met elkaar te combineren kunnen zowel biologische, als chemische sporen op verschillende kleuren en type ondergronden gedetecteerd en geanalyseerd worden.
De XRF en UV-Vis spectrometrie zijn beter geschikt om op een laboratorium toe te passen, waartegen de forensische lichtbronnen en hyperspectrale camera goed op een PD gebruikt kunnen worden. Hyperspectrale beeldvorming is binnen het forensische domein nog een relatief nieuwe techniek, maar lijkt wel veel potentie te hebben. De forensische lichtbronnen worden nog steeds als uitgangspunt bij een onderzoek (PD en lab) toegepast.
Deze inzichten hebben tot een conceptueel ontwerp van een geïntegreerd ‘multi-scan device’ geleid. Dit apparaat kan op een plaats delict als in laboratoria worden ingezet en combineert de hyperspectrale beeldvorming en forensische lichtbronnen. Dit kan een eerste stap zijn voor een innovatieve aanpak voor sneller en vollediger sporenonderzoek door binnen de opsporingspraktijk.
De samenwerking tussen politie, NFI en andere partners is versterkt, wat zorgt voor bredere toepassing van deze technologieën en een efficiënter, nauwkeuriger opsporingsproces. Dit draagt bij aan betere misdaadopsporing en rechtshandhaving. Daarnaast is ook een sporenkoffer ontworpen om studenten van Saxion, de Politieacademie en rechercheurs bij de forensische opsporing oefenmateriaal aan te bieden om beter te leren werken met forensische lichtbronnen en de nog nieuwe hyperspectrale camera.
Het project richt zich op het verkennen van vijf verschillende technieken die biologische of chemische sporen kunnen detecteren. Voor elke techniek zijn verschillende chemische – of biologische stoffen (bloed, sperma, urine, speeksel) op verschillende ondergronden (poreus, niet-poreus) en kleuren getest.
In WP1 zijn de wensen en eisen vanuit het werkveld in kaart gebracht en zijn protocollen opgesteld om consistente samples voor gedurende het project te maken. Dit was essentieel voor vervolgonderzoek in WP2 t/m WP6 en om resultaten met elkaar te kunnen vergelijken.
In elk ander werkpakket (2 t/m 6) stond een techniek centraal en werden de specifieke technieken (zoals XRF, UV-VIS spectrometrie, hyperspectrale camera, forensische lichtbronnen en Echo-X) iteratief onderzocht, geëvalueerd, en vergeleken. Elk werkpakket werd geleid door een gespecialiseerde deskundige.
In de werkpakketten 7 en 8 is gekeken naar de integratiemogelijkheden van de bruikbare technieken in een conceptueel multiscan-device apparaat en in welke mate en op welke wijze nieuwe kennis door kan werken in het (politie-)onderwijs.
Het project verliep van december 2021 tot juli 2024, met nauwe samenwerking tussen partners zoals NFI en Politie om betrouwbare en reproduceerbare resultaten te garanderen en een eerste stap te zetten in een apparaat die toegepast zou kunnen worden binnen het forensische werkveld.
Jaap Knotter
Laura Jansen
Daniël Sievers
Jim van Etten
Bezoekadres
M.H. Tromplaan 28
7513 AB Enschede
Postadres
Postbus 70000
7500 KB Enschede