Urgentie verduurzaming textielindustrie neemt toe
Verduurzaming staat ook voor de textielindustrie hoog op de agenda. De kledingafvalberg groeit snel met de opkomst van ‘fast fashion’ uit vooral China. In Nederland krijgt juist de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid Textiel steeds meer gewicht. Jens Oelerich wil de kennis van chemie, materiaalkunde en productieprocessen combineren om textiel duurzamer te maken – en voor allerlei zinvolle toepassingen ook slimmer. Als lector Sustainable & Functional Textiles bij hogeschool Saxion zit hij op de juiste positie om impact te maken in samenwerking met textielbedrijven. TechForFuture ondersteunt hem daarbij. “Dat vind ik een goed platform, omdat er ook commitment van de bedrijven wordt verwacht.”
Jens Oelerich studeerde Chemie aan hogeschool Saxion, maakte een uitstapje naar Groningen voor een master en een promotie, en keerde elf jaar geleden terug als onderzoeker. In het Saxion-lectoraat Smart Functional Materials, nu Sustainable & Functional Textiles geheten, kon hij werken aan de ontwikkeling van recyclingtechnologieën en analysemethodes voor textiel. “Het ontwerpen van processen in het lab vond ik leuk, dat paste ook bij het onderwerp van mijn promotieonderzoek. De chemie heeft best wel veel raakvlakken met textiel, want de textiele vezels die we gebruiken zijn allemaal polymeren. Wij focussen ons daarbij op vezels van natuurlijke cellulose, zoals katoen, hennep en linnen, en kunstvezels zoals polyester. Bij alles wat met die textielvezels gebeurt, van verven en veredelen tot recyclen, kun je de principes van de chemie toepassen.” In 2019, bij het aantreden van Jan Mahy als lector, ging Oelerich de onderzoekslijn voor duurzaam textiel coördineren. Vorig jaar werd hij tot lector Sustainable & Functional Textiles benoemd als de opvolger van Mahy.
Twee onderzoekslijnen, twee opleidingen
Onder Oelerich handhaaft het lectoraat de twee bestaande, succesvolle onderzoekslijnen. Bij ‘Sustainable Textiles’ gaat het om innovatieve processen voor mechanische en chemische recycling van ingezameld en gesorteerd textielafval. Die processen leveren ‘nieuwe’ vezels waarvan met spinnen, weven en breien nieuwe garens en uiteindelijk nieuwe kleding en andere textielproducten worden gemaakt. Bij ‘Functional Textiles’ gaat het om moderne functionaliteiten die aan textiel kunnen worden toegevoegd, zoals kunststoffen, laminaten en elektronica (sensoren, actuatoren of flexibele zonnecellen). Daarnaast dragen onderzoekers vanuit het lectoraat bij aan het textielonderwijs op Saxion. Dat betreft de bachelor Fashion & Textile Technologies en de master Innovative Textile Development.
‘Fast fashion’
Met gemengde gevoelens kijkt Oelerich naar de ontwikkelingen rond duurzaamheid in de textielindustrie. “Ruim tien jaar geleden, toen ik bij het lectoraat kwam, was duurzaamheid hip. Er kwam steeds meer het besef dat we niet konden doorgaan met het lineaire model en moesten overgaan naar een circulaire textielindustrie. De laatste tijd wordt er helaas weer meer economisch naar gekeken.” Dat heeft volgens de lector zeker te maken met de opkomst van ‘fast fashion’ en Chinese webshops als Shein en Temu, die ontzaglijke hoeveelheden spotgoedkope kleding weten te verkopen. “Daardoor is er bijna geen controle meer over wat er ons land binnenkomt. Bedrijven die een circulair businessmodel willen hanteren, krijgen het steeds moeilijker om dat uit te bouwen. Ze zeggen wel het thema duurzaamheid belangrijk te vinden, maar economisch overleven staat nu voorop.”
Meer regelgeving
Anderzijds komt er Europese wetgeving die textielproducenten richting circulariteit stuurt. Nederland loopt daarin al voorop, aldus Oelerich. “De Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid Textiel is dit jaar echt van kracht geworden. Producenten van textiel zijn nu verantwoordelijk voor hun afvalstromen. Per verkochte kilo textiel storten ze een bedrag in een fonds dat moet zorgen dat de circulariteit op gang komt. Probleem is dat er wel veel gebruikte textiel wordt ingezameld en gesorteerd, maar dat buitenlandse markten voor tweedehands zijn weggevallen. Daardoor hebben sorteerders het moeilijk en bovendien krimpt een traditionele markt voor gerecycled textiel zoals de automotive. Wij werken aan chemische recycling en verbeterde mechanische recycling om hoogwaardige vezels te verkrijgen die je weer kunt spinnen tot garens. Uiteindelijk moet dat leiden tot kwaliteitsproducten tegen een marktconforme prijs.”
Bijkomend probleem volgens Oelerich is de ‘duurzaamheidsmarketing’ in de textielindustrie. “De consument weet niet meer wat wel of niet te geloven. Het gaat niet alleen om een goed verhaal maar ook om een goed, echt duurzaam product. Gelukkig is er wel een aantal betrouwbare keurmerken, zoals GRS, de Global Recycling Standard. Maar voor de consument is het niet makkelijk om tussen alle labels het goede te vinden.”
Veel potentieel in gezondheidszorg
Zijn er voor duurzaamheid dus tegenstrijdige perspectieven, op functionaliteit ziet Oelerich voor textiel vooral kansen, met veel potentieel in met name de gezondheidszorg. “Wij zijn bijvoorbeeld heel goed in het verwerken van elektrisch geleidende vezels en draden in textiel. Onze onderzoekers kunnen daar ook zelf toepassingen voor programmeren. Een mooi voorbeeld is de ‘wearable breathing trainer’ die we hebben ontwikkeld; dat is een shirt waarin sensoren en actuatoren zijn verwerkt. Een fysiotherapeut kan het gebruiken om een kind met astma ademhalingsoefeningen te laten doen. Dit shirt kan meten waar de ademhaling naartoe gaat. Vervolgens kan het een impuls geven met een trilling als een kind bijvoorbeeld meer naar de buik moet ademen of langzamer moet ademhalen. We zijn geen medisch lectoraat en werkten daarom samen met Medisch Spectrum Twente, Deventer Ziekenhuis en Universiteit Twente. Zelf zorgden we voor de integratie van de sensoren en actuatoren in het textiel. We hebben daarvoor de nieuwste machines om de geleidende banen in het textiel te breien; dat is wel uniek. Voorheen moest je geleidende draden of kabeltjes op het textiel zetten, nu kun je die banen echt in het textiel verwerken zodat je de technologie bij het dragen niet meer voelt.” Zo zijn ook druksensoren geïntegreerd in textiel. Voorbeelden zijn een speciale bh die bij borstkankerpatiënten oedeem kan tegengaan en een sok die podologen gebruiken. “Zij vroegen daarnaar voor hun patiënten met diabetes, die geen gevoel meer hebben in de voeten. Met die sok kunnen ze bepalen waar de drukpunten zitten bij het passen van schoenen.”
Volop niet-medische toepassingen
Aan niet-medische toepassingen voor functioneel textiel is in Enschede ook geen gebrek, meldt Oelerich. “Wij hebben daarvoor goede contacten met onder meer TNO en Defensie, en ontwikkelen prototypes voor hen. Bijvoorbeeld voor het verwerken van sensoren en actuatoren in de uitrusting van militairen. Ook hebben we gewerkt aan textiel voor camouflage.” Verder zijn in diverse andere samenwerkingsprojecten aansprekende toepassingen ontwikkeld. Zoals in TexEnergie het integreren van zonnecellen in textiel, van tentdoek, werkkleding of raamdecoratie, voor het opwekken van energie. Of in het HiTex-project het creëren van een soort matrix met geleidende banen in textiel. “Je kunt daarmee bijvoorbeeld in een shirt op elk punt plug & play een energie- of lichtbron zetten. Daar kun je heel uiteenlopende toepassingen voor bedenken.” Iets heel anders is een zeil met geleidende banen voor vrachtwagens. “Als er met een mes in dat zeil wordt gesneden, komt er een signaal doordat die banen worden doorsneden. Dat is voor het bewaken van de lading.”
Europese samenwerking
In Nederland is het lectoraat van Oelerich de onderzoeksgroep met de meeste kennis over textiele materialen en productieprocessen. “Voor mode en design werken we samen met de Hogeschool van Amsterdam en ArtEZ in NewTexEco. Verder zoeken we voor textiel partners in hogescholen elders in Europa. Zo zijn we goed vertegenwoordigd in de Europese brancheorganisatie Euratex en het European Technology Platform for the Future of Textiles and Clothing. Met collega’s uit Denemarken, Turkije en Italië willen we bijvoorbeeld komen tot een Centre of Vocational Excellence. Want er wordt breed onderkend dat medewerkers in de textielindustrie nieuwe vaardigheden nodig hebben. Materiaalontwikkelaars moeten bijvoorbeeld weten hoe ze met de eigenschappen van gerecyclede materialen nieuwe producten kunnen maken. Textieldesigners op hun beurt moeten daarmee mooie designs kunnen maken. Iedereen in de textielketen moet iets weten van de voorgaande en volgende schakels in die keten. Want veel meer dan bij nieuwe materialen zijn ze voor recycling afhankelijk van elkaar en moeten ze inspelen op de andere schakels.”
Regionale relevantie
Om dezelfde reden wil het lectoraat dichterbij de samenwerking zoeken met het MBO. Dit betreft het ROC van Twente, dat met diverse mode- en textielopleidingen in het centrum van voormalige textielstad Enschede zit. Het ROC is daar gehuisvest in het oude gebouw van de roemruchte Hogere Textielschool De Maere, terwijl het lectoraat in de nieuwbouw ernaast huist. Inmiddels zijn er plannen om te komen tot een Textiel Academie Twente. “Daarmee willen we voortbouwen op de historie en de kennis die er nu nog is, om zo een fundament te leggen voor de toekomst. We willen innovatie gebruiken als drijfveer voor textielontwikkeling en zien dat er veel uitdagingen liggen voor de textielindustrie, die naar een circulaire economie moet overgaan. Kennisinstellingen, hogescholen en ook het middelbaar beroepsonderwijs moeten daarop inspelen om relevant te zijn voor de maakindustrie in de textiel.”
TexPlus en NewTexEco
Het prille initiatief voor een Textiel Academie Twente onderstreept de regionale functie van het lectoraat. Eerder al kon met subsidie vanuit de Regio Deal Twente een Circulair Textiel Lab worden ingericht. Een heel goede investering volgens Oelerich. “Die labfaciliteiten stellen wij, als een van de weinige lectoraten, ook open voor bedrijven. Dat geeft een dynamische samenwerking. Het project is nu afgelopen, maar het lab is nog steeds een broedplaats voor goede ideeën over circulair textiel.” Ook is hieruit de stichting TexPlus voortgekomen, een samenwerkingsverband van Overijsselse koplopers op het gebied van circulair textiel. Samen met partners van TexPlus heeft het lectoraat bij het Circular Plastics Programma van het Nationaal Groeifonds een voorstel ingediend en gehonoreerd gekregen. Dat is TexPower, een groot project gericht op de recycling van polykatoen, het polyester-katoenmengsel waar tegenwoordig heel veel kleding van is gemaakt.
Een ander groot project is het al genoemde NewTexEco, met vijf lectoraten van ArtEZ, Hogeschool van Amsterdam en Saxion. Samen werken zij
aan een duurzame, circulaire en regeneratieve textielsector. NewTexEco wordt gefinancierd uit SPRONG, een subsidieprogramma van het landelijke Regieorgaan SIA voor investeringen in de infrastructuur voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen. Duurzaamheid mag dan in de textielsector onder druk staan, dat geldt niet voor het onderzoek bij Saxion, bezweert Oelerich. “Wij hebben nu grote, langlopende projecten op dit gebied.”
Platform met commitment
In de loop der jaren heeft het lectoraat ook in veel projecten onder de vlag van TechForFuture (TFF) geparticipeerd, meldt Oelerich. “Zo hebben we bijvoorbeeld veel aan de ontwikkeling van SaXcell als spin-off van ons onderzoek kunnen werken. Ook hebben we een project met MUD Jeans gedaan, om de eerste 100% gerecyclede denim te produceren. En er zijn nieuwe projecten met textielbedrijven uit de regio in de maak. TFF is een goed platform voor dit soort onderzoek, omdat er ook commitment van de bedrijven wordt verwacht. Dat zorgt voor mooie resultaten. TFF denkt mee over de financiering en stelt kritische vragen over een projectvoorstel in de reviewfase. Verder zorgt het voor het verspreiden van de opgedane kennis, via dit soort interviews en door het faciliteren van het maken van video’s over het onderzoek. Daarnaast is het een platform om met collega-lectoraten en bedrijven in contact te komen.”
Spin-offs
Het onderzoek heeft inmiddels meerdere spin-offs opgeleverd. De bekendste is het al genoemde SaXcell, dat in 2015 is opgericht. Dit bedrijf heeft een door Saxion ontwikkeld proces voor de chemische recycling van afvalkatoen (met cellulosevezels, vandaar de naam) naar de markt gebracht. SaXcell groeit langzaam maar gestaag en heeft daarmee voor een goede insteek gekozen, aldus Oelerich, die lang als adviseur bij de spin-off was betrokken. “We hebben bedrijven gezien die in de circulaire textieleconomie heel hard zijn gegroeid. Die hadden al wel een grote fabriek gebouwd maar maakten nog niet de omzet om die te kunnen financieren en zijn daardoor omgevallen. SaXcell heeft de strategie om alleen maar te investeren in productie die ze ook kunnen verkopen. Zij werken nauw samen met hun aandeelhouders, Turkse textielproducenten die allemaal eigen fabrieken hebben, met spinnerij en weverij. Die verwerken de hoogwaardige, chemisch geregenereerde cellulosevezels in producten zoals handdoeken.”
Een nieuwe spin-off is Textile Fiber Boost, dat vorig jaar van start ging. Deze start-up borduurt voort op de Cotton Booster-technologie die het lectoraat heeft ontwikkeld. Afgedankte kleding wordt met deze technologie behandeld om recycling gemakkelijker en efficiënter te maken. “Wij publiceren over ons onderzoek, geven onze kennis door aan studenten in het onderwijs, werken samen met bedrijven en in sommige gevallen wordt er een spin-offbedrijf opgericht.”
Impact maken
Tot slot gevraagd naar de plannen voor de komende tijd, is Oelerich voorzichtig, maar ziet hij ook kansen. “Vanwege de huidige situatie is de textielindustrie geen gemakkelijke sector voor onderzoek, maar wij zien dat ons onderzoek en onze laboratoria bedrijven helpen om te innoveren. Dat is voor hen de enige manier om concurrerend te kunnen blijven. Ik denk wel dat we nog veel meer impact kunnen maken met ons onderzoek. Daar willen we ons nog in verbeteren door ons onderzoek op de juiste plek te positioneren.” Verder willen we heel graag goede studenten blijven opleiden. Veel van onze bachelor- en masterstudenten komen in innovatie- en onderzoeksgroepen van grotere bedrijven terecht, waar zij met de opgedane kennis ook impact kunnen hebben.”